Welke vragen kun je niet met ja beantwoorden?

Vragen waarop je niet met ja kunt antwoorden zijn eigenlijk de open vragen. Een Ja-Nee vraag is een vraag waarbij je als vraagsteller eigenlijk maar twee mogelijkheden geeft om te antwoorden: JA, of NEE. Sommige voorbeelden zijn: Heb je vuurwerk afgestoken met oud&nieuw? Eet je NU iets? Heb je een huisdier? Heb je een vriend/vriendin? Is je lievelingskleur paars? Heb jij vandaag fruit gegeten/ben je van plan vandaag fruit te gaan eten? Hou je van chocola? Doen jullie thuis aan sinterklaas? Doe je deze quiz omdat je je verveeld(e)? Ga jij naar school? Heb je vandaag ontbeten? Heb jij een leuke familie? Heb je wel eens een ongeluk gehad? Heb jij ook schoenen aan? Let jij goed op op school? Ben jij wel eens melig? Heb jij een eigen tv? Hebben jullie een spelcomputer thuis? Ben jij verlegen? Hou jij van konijnen? Hou jij van aardbeien? Is tekenen één van je hobby's? Ben je goed in wiskunde? Eet je graag in de zomer een ijsje? Hebben jullie thuis een (foto)kalender? Is pizza je lievelingseten/een van je lievelingseten? Ben jij behulpzaam/probeer jij behulpzaam te zijn? Heb jij een leuke klas op school? Luister je wel eens muziek? Heb je al eens in een vliegtuig gezeten? Heb jij facebook? Vind jij slangen eng? Zit jij op volleybal? Bespeel jij een instrument? Vind jij soep lekker? Hou jij van lezen? Hou je van oliebollen met oud en nieuw? Vind jij rood een mooie kleur? Heb je wel eens een 10 gehaald op school? Eet jij wel eens een mandarijn? Vind jij de top 40 leuk? Heb jij vandaag een verjaardag van iemand? Is 2 je lievelingsgetal? Heb jij al een schooldiploma? Heb jij de film de Titanic gezien? Als je 1 miljoen zou winnen, ga je dan op een uitgebreide vakantie? Hou jij van snoep? Hou jij van honden? Begint jou naam met de letter A, E, I, O of U? Ben jij fan van een Nederlandstalige muziek? Door te oefenen zul je merken dat het makkelijker is om een gesloten vraag met iets anders dan ja of nee te beantwoorden. Woorden die je hiervoor zou kunnen gebruiken zijn: misschien, dat zou kunnen, wellicht, dat klopt, waarschijnlijk, ooit etc.

Voorbeeld van mogelijkheid 2. Stel dat iemand vraagt "Kan je deze vraag met "neen" beantwoorden?". Als je ja zegt, dan had je neen moeten zeggen, maar, als je neen zegt, dan had je ja moeten zeggen. Dit is een tegenspraak, dus kan deze vraag nooit beantwoord worden. Stel dat iemand je vraagt "Ben je opgehouden met drinken?". Als je ja antwoordt, dan bevestig je dat je gedronken hebt, maar nu niet meer. Als je neen antwoordt, dan bevestig je dat je gedronken hebt en dat je het nog steeds doet. Dus, hoe dan ook, als je antwoordt, heb je bevestigd dat je gedronken hebt. Zo'n uitspraak heet een presuppositie van de vraag. Als je nu iemand bent die nog nooit heeft gedronken, dan kan je de vraag niet beantwoorden en moet je zeggen "Sorry, maar hierop is voor mij geen antwoord mogelijk". In deze zin zijn er inderdaad vragen waarop, afhankelijk van de omstandigheden, geen antwoord mogelijk is.

Ontkennende vragen kunnen noch met ja, noch met nee beantwoord worden. Vragen die een ontkenning bevatten, eisen een specifiek antwoord.